Au Pair
Ik draag een oneven aantal dienbladen naar buiten.
Ze druipen sarcastisch
dwars door het grint.
Een regenworm boogiewoogiet
onder mijn laarzen.
Er groeien littekens in de tuin
op plaatsen waar ik ooit een steen brak,
of in het raam verdween.
Kortom, genoeg om over naar huis te schrijven.
Maar de vader vindt schrijven niks voor vrouwen.
Als ik voorbij loop, lijmt hij
enveloppen en ongepaste momenten.
Ik weet me met zijn tong geen raad.
’s Avonds verstop ik een
klavertje vier in mijn slip.
Ik wacht tot de kansen keren.